James Acaster onderzoekt zijn haat-liefdeverhouding met stand-up door de controle over zijn set uit handen te geven en een gezonde dosis inmenging van het publiek te accepteren – oftewel gekibbel. Met zijn pezige observatie oog en onvergelijkbare humor deelt Acaster hilarische on-the-fly meta-analyses van zijn eigen materiaal, samen met verhalen uit zijn jeugd die hem ertoe aanzetten een carrière in de komedie na te streven.